NEJA WORDT MEDE MOGELIJK GEMAAKT DANKZIJ
Vraag: De methode Rots en water wordt nu vooral gebruikt voor kinderen 9 tot 12 jaar. Kun je het ook gebruiken voor kinderen in de leeftijdsgroep 6 tot 9 jaar? Is daar onderzoek over?
Vragensteller: een Ouder-en-Kindadviseur
Aanleiding
Aanleiding voor dit onderzoek zijn de positieve ervaringen met de methode Rots en Water. Er is veel vraag naar, ook voor jongere kinderen van 6-9 jaar. Maar kan de methode wel voor die leeftijdsgroep (onderbouwd) worden ingezet?
Aanpak
Om de vraag te beantwoorden zijn Nederlandse en ook internationale onderzoeken bekeken, en enkele aanvullende interviews gehouden (o.a. met het Gadaku Instituut en een trainer die de methodiek bij de jongste doelgroep uitvoert). Ook is de databank Effectieve Jeugdinterventies van het NJI geraadpleegd.
Antwoord
(door Marjolijn Distelbrink en Minke Krijnen, Verwey-Jonker Instituut, i.s.m. andere NEJA partners. December 2018)
De Rots en Watertraining wordt in Nederland breed ingezet onder alle leeftijden (6-18+), zowel binnen de schoolcontext als in trainingen in kleinere groepen. Daarvoor zijn ook duidelijke handleidingen beschikbaar. Dat het zoveel wordt ingezet geeft weer dat er een behoefte is, en volgens betrokkenen van het Gadaku Instituut (de eigenaar in Nederland) en een Rots- en Watertrainer van Altra kan het programma heel goed worden ingezet voor deze leeftijdsgroep, met goede resultaten. Dit oordeel komt voort uit praktijkervaringen. Het aanbod is niet onderbouwd voor de jongere leeftijdsgroep en er is geen onderzoek beschikbaar dat de effectiviteit voor jongere kinderen aantoont. Er is ook geen onderzoek dat de effectiviteit weerlegt, overigens. Onderzoek naar het effect bij jongere kinderen zou wel wenselijk zijn. Voor oudere kinderen (vanaf 9 jaar) zijn er wel positieve effecten aangetoond, al is meer en kwalitatief beter onderzoek nodig. Op dit moment lopen er twee onderzoeken bij universiteiten die meer zicht zullen geven op resultaten voor 9 plussers. Een ervan zal al op korte termijn resultaten opleveren.
Voor het hele antwoord, klik hier.
Contactpersoon: Marjolijn Distelbrink, Verwey-Jonker Instituut